Ik weet dat onderzoeksjournalistiek niet hetzelfde is als onthullingsjournalistiek. Maar toch worden ze vaak door elkaar gehaald, en dat is niet onlogisch. Goed onderzoek leidt ook vaak tot onthullingen, wie diep graaft ont-dekt, letterlijk. Het omgekeerde is niet vanzelfsprekend, onthullingen hoeven niet per se het resultaat van goed onderzoek te zijn – een leuk contact volstaat al. Helaas blijkt snelheid soms een valkuil te zijn: de ‘onthulling’ kan een snelle misser zijn. De scoop die de harten van de journalist doet kloppen mocht niet kapotgecheckt worden, dreigde naar een andere krant of zender te gaan, werd ingehaald door de actualiteit, je kreeg hem net niet voor de deadline door die voorlichter bevestigd hoewel je er 300% zeker van was, ach u kent al die drama’s wel uit eigen ervaring.
Ik wil het nu hebben over twee bijzondere krachten in de onderzoeksjournalistiek , special forces in het vak, zou je kunnen zeggen.
Verschijning één van die special forces, is de journalistieke versie van de self-fullfilling prophecy. Er is geen affaire, je denkt dat er iets is en je gaat erover schrijven, dus het wòrdt een affaire. Je concludeert dat een bank er slecht voor staat, terecht of niet, en je krijgt altijd gelijk want de spaarders raken in paniek en hollen naar die bank. Het lijkt een journalistieke loterij met alleen maar prijzen, schieten is raken. Maar dat is natuurlijk zeer betrekkelijk. Eigenlijk is het een ondankbaar, beetje roemloos segment uit het journalistieke onderzoeksveld. Zelfs als je het bij het rechte eind had, wordt je eeuwig nagedragen dat je de boel hebt gemanipuleerd, en bewijs het tegendeel maar eens. Daar wil ik het nu verder niet over hebben. Bij lichten van de onderste tegel in het Irak-onderzoek zal ze ook geen grote rol spelen, al zou je kunnen zeggen dat het vaak genoeg noemen van een parlementaire enquete als deel 2 (deel-1 = commissie Davids) van deze exercitie genoeg is om hem ook werkelijk af te dwingen.
Een van de eigenaardigste, kwellendste dilemma’s van de journalist, variant 2 van de special forces, is het tragische fenomeen van de onthulling die eigenlijk nooit gepubliceerd kàn worden, omdat hij zichzelf om zeep helpt. Na wekenlang spitten en graven en opzichtig checken heb je iets ontdekt, dat vervolgens niet doorgaat omdàt je het wereldkundig maakt. Het wordt meteen toegedekt, het wordt ontkend, gedemonteerd voordat het bestaat, er wordt een draai aan gegeven, het bericht blaast zichzelf op. Ik denk aan het aankondigen van de terreuraanslag, morgen, op een groot vliegveld, of het roven van de Nachtwacht, vanavond uit het Rijksmuseum. Je kunt het nooit bewijzen, maar juist jouw onthulling zal de loop van de geschiedenis een heel klein beetje verleggen. Maar wel een heel klein beetje beslissend, want je triggert het niet-doorgaan. Daar sta je dan, briljant met lege handen.
Toen de Amerikaanse journalisten er afgelopen zomer (vlak nadat Noord Korea zijn tweede kernproef had gedaan en het met oorlog had gedreigd als zijn schepen onderschept zouden worden) achter kwamen dat er een Noordkoreaans schip met raketten onderweg was naar Birma, geschaduwd door het Amerikaanse oorlogsschip John McCain, keerde dat schip subiet om en ging een kleine Cubacrisis niet door. Deze categorie onderzoek is roemvol, maar tragisch, want schrijft zichzelf weg naar het rijk der fantastische-niet-gebeurde dingen. En had je ze niet gepubliceerd, dan waren die Cuba-crisisjes natuurlijk wel doorgegaan - maar dan sta je ook met lege handen omdat je nooit kunt bewijzen dàt je het al wist. Het journalistieke broertje van de self denying prophecy. Het fenomeen bewijst dat het cliché ‘niet geschoten altijd mis’ maar een halve waarheid is. Eigenlijk nog minder dan dat. Wel geschoten is mis, en niet geschoten had raak kunnen raak zijn maar daar krijg je geen punten voor. Jammer.
Het valt makkelijk te illustreren aan de hand van de Commisie Davids.
Stel ik ben helemaal op de hoogte van het concept-rapport van de commissie, dat u allemaal pas op 12 januari te zien zult krijgen. Het zit in mijn binnenzak. Ik zit met het levensgrote dilemma dat ik weet dat er iets heel interessants over onze huidige minister-president in staat. 't Is niet voor niks dat hij naar Brussel wilde, en dat de publicatie van dat rapport werd uitgesteld van 1 november tot begin 2010! Davids concludeert straks dat onze premier best wel naïef was en -met de beste bedoelingen overigens- zwaar onder de indruk was van de ambiance waarin de Grote Wereldpolitiek destijds op hem inpraatte. ‘Jen Peter, believe us, we need your support, die massavernietigingswapens liggen er wel. Serious consequences, dat is enough om een oorlog te beginnen’. Als ik dat nu prijs geef aan de openbaarheid wordt het glashard ontkend en staat het straks glashard niet in dat rapport. Ik sta voor gek, of met lege handen, want ik moet natuurlijk ook mijn bron beschermen. De enige manier waarop mijn onthulling, die ik hier nu niet officieel uitspreek, werkelijkheid wordt is door hem niet te onthullen. Dat doe ik hier dus nadrukkelijk niet.
Een ander voorbeeld betreft de rol van onze inlichtingendiensten. Als ik hier nu zou beweren dat Davids straks concludeert dat ze wel erg makkelijk de rapporten van de Britse en Amerikaanse zusterdiensten overschreven, dan komt dat er in ieder geval in die formulering niet in.
Als we nu ontdekken dat Nederland militair een beetje meedeed, zal dàt feit niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, maar Defensie kan altijd een hoop mist veroorzaken door te zeggen dat er zeker vier militaire operaties gelijktijdig plaatsvonden: Enduring Freedom (door VS geleide gelegenheidscoalitie tegen het terrorisme, in het bijzonder Afghanistan en de Arabische Golf), Active Endeavour (Navo vlootoperatie tegen terrorisme), Navo-bondgenootschappelijke operaties (bescherming Turkije tegen evt. acties van Saddam Hoessein) en OIF (de Amerikaans-Britse inval in Irak).
Ik ben zo wantrouwig als de pest, ik wil wel geloven dat hier een schitterend balletje-balletje-spel gespeeld kan worden met de waarheid. Ik geloof dat veel van die afkortingen zelfs heel handig zijn voor het naar believen etiketteren van de waarheid.
Wat moet de onderzoeksjournalist doen om zich niet in dat spel te laten meeslepen? Hij gaat verloren als hij zich vastklampt aan één van die afkortingen, gokt op een van de plaatsen waar dat balletje ligt maar net werd verplaatst. Geduld moet zijn strategie zijn. Nóg beter onderzoek doen is natuurlijk het meest voor de handliggende antwoord. Het spijkerharde bewijs leveren dat hij weet wat de waarheid is en waar die ligt. Of twee, aantonen dàt het spelletje gespeeld wordt. Dat de waarheid, die je misschien niet kent, steeds wordt verschoven, razendsnel, als het moet. Het memo waaruit blijkt dat er eigenlijk geen verschil is tussen, zeg maar een Amerikaanse soldaat die aan de ene kant van de Baloechivallei actief terroristen opjaagt in het kader van OEF, en de Nederlandse soldaat die hem aan de andere kant van de vallei ‘passief’ opwacht om hem in het beperktere mandaat van ISAF aan te pakken. Zo ging dat, in 2006. Er zijn duizenden varianten van dit spelletje, van kolonel Blom in Qatar, tot de Walrus die in de Perzische Golf ligt te luisteren, of voor mijn part de atoombom die ergens in Nederland Amerikaans ligt te wezen en onder het NPT valt, maar als er oorlog is even Nederlands wordt want dan geldt het NPT ineens niet meer.
En de derde mogelijkheid lijkt me, voor de onderzoeksjournalist, om zelf een intelligent tegenkat-en-muisspel te spelen. Het is niet altijd mogelijk om de waarheid te achterhalen, het schuifspelletje aan te tonen, maar soms kan de waarheid niet anders dan zichzelf overgeven. Stel de vragen, maak de analyse, leg de situatie zo uit dat de overheid geen andere keus heeft dan die tegel zelf te lichten – is dat niet wat het aanhoudende spel rond de Irak-oorlog uiteindelijk tot instelling van de cie-Davids heeft doen leiden, en wellicht meer? De waarheid is een lastige prooi, maar ze is een begeerlijke bondgenote, want ze wil –Enduring Freedom voor de Onderzoeksjournalistiek- uiteindelijk graag worden veroverd.