Argos - Artikel 17 november 2008
Eerste bijeenkomst, 17 november 2008, Hilversum, Beeld en Geluid
Lezing door Huub Jaspers, Argos
(meer dan twintig jaar collega en vriend van de op 1 augustus 2008 overleden onderzoeksjournalist Gerard Legebeke)
Gerard Legebeke was mijn duo-collega, mijn eindredacteur bij Argos en mijn vriend. Ruim twintig jaar hebben we samengewerkt, het meest intensief bij Argos, maar ook daarvoor al als schrijvend journalisten. We waren geestverwanten, hadden belangstelling voor dezelfde onderwerpen, konden met elkaar lezen en schrijven. En dat laatste bedoel ik letterlijk: we hebben ontelbare uren samen achter de computer gezeten om teksten te maken en daarbij maakte het niet uit wie het toetsenbord bediende. De totaal onverwachte dood van Gerard deze zomer was een enorme klap voor mij, zowel wat mijn werk betreft als ook persoonlijk.
Hoewel het opstellen van deze tekst mij derhalve niet makkelijk gevallen is, ben ik toch blij dat dit Legebeke Legaat in het leven is geroepen om jaarlijks ter nagedachtenis aan Gerard een bijeenkomst te houden over het journalistieke vak zoals Gerard dat voorstond en uitoefende. Het initiatief daartoe is genomen door de organisatoren van dit WAF, het Wereld Audio Festival, die ik van harte daarvoor wil bedanken. Dat geldt in het bijzonder voor Marwil Straat en Marloes Elings. De Argos-redactie zal samen met het WAF ook de komende jaren invulling aan dit Legaat gaan geven.
“Je moet het gewoon uitzoeken.” Dat is misschien een van de zinnen die ik het vaakst gehoord heb uit de mond van Gerard, als het ging om de vraag hoe een bepaalde kwestie journalistiek aan te pakken. Gewoon uitzoeken, zo simpel is dat. Maar zo ingewikkeld is het soms ook. Want: Hoe moet je het gaan uitzoeken? Hoe krijg je mensen aan de praat die misschien helemaal geen zin hebben hier iets over te zeggen? Hoe weet je of een bron betrouwbaar is? En hoe bescherm je een bron als er bijvoorbeeld een onderzoek naar het lekken van informatie wordt ingesteld?
Met die twee woorden “gewoon uitzoeken” bedoelde Gerard: het maakt niet uit welke meningen of veronderstellingen wij als journalisten hierover hebben, wij moeten bronnen en bewijzen zien te vinden. Gerard was een fel criticus van goedkope meningenjournalistiek die hij in Nederland steeds meer zag opkomen. “De mening van een journalist is net zo veel waard als de mening van mijn buurman”, vond Gerard. En ook: “Journalisten zijn er niet om hun mening te geven, maar om feiten te rapporteren en analyses te maken.” Gedegen feitenjournalistiek versus goedkope meningenjournalistiek - dat is het centrale thema van deze eerste bijeenkomst in het kader van het Legebeke Legaat.
Waarbij ik gelijk twee relativerende opmerkingen wil maken, in de geest van Gerard, want hij was – zoals degenen die hem kenden weten - een Pietje Precies:
* Ten eerste zijn feiten natuurlijk geen dingen die als losse verschijnselen ergens in de ruimte hangen. Gerard zag het als de taak van de journalist om feiten in de juiste context te plaatsen en om ze te selecteren. Wat dat betreft moest hij helemaal niets hebben van allerlei modieuze gedachten over ´Civil Journalism´, waarbij het idee is dat - door de massale beschikbaarheid van moderne technieken zoals digitale camera´s en Internet – iedere burger journalist kan zijn.
* Ten tweede was het beslist ook niet zo dat Gerard zelf een gebrek aan meningen gehad zou hebben. In tegendeel: zijn eigen vooronderstellingen konden hem juist enorm drijven en inspireren. Maar als een bepaald onderwerp rijp was om uitgezonden te worden, moesten alle beweringen en conclusies nauwkeurig onderbouwd zijn met bronnen en bewijzen, anders mochten ze van Gerard niet in het verhaal. Zijn aanvankelijke vooronderstellingen deden er dan niet meer toe.
Ik zou vandaag een groot aantal onderwerpen de revue kunnen laten passeren, want Gerard heeft zich in de ruim vijfentwintig jaar die hij als journalist gewerkt heeft met veel onderwerpen bezig gehouden. Ik heb, ter illustratie, een lijstje gemaakt van kwesties waar Gerard zich de afgelopen vijf, zes jaar intensief mee heeft bezig gehouden:
* Nederland als grootleverancier van allerlei wapens aan conflictgebieden.
* De rol van VVD-politicus Frits Bolkestein bij de Nederlandse leveringen van grondstoffen voor de gifgasproductie van Sadam Hoessein.
* De rol van Nederland bij de totstandkoming van de Pakistaanse atoombom.
* De vraag of een aantal maatregelen genomen door de Nederlandse regering om terrorisme te bestrijden in werkelijkheid niet contraproductief zijn.
* De vraag of het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee wel onafhankelijk hun werk kunnen doen bij geweldgebruik door Nederlandse militairen.
* Clandestiene militaire operaties van Nederlandse commando’s in Afghanistan.
* De geheime Nederlandse militaire bijdrage aan de oorlog tegen Irak.
Over een van deze Argos-onderzoeken wil ik graag enkele opmerkingen maken, vooral omdat wij daarmee hier vandaag genomineerd zijn voor een van de WAF Awards. Het gaat om de clandestiene militaire operaties van Nederlandse commando’s in Afghanistan. Sinds oktober vorig jaar maakten Gerard, onze Duitse collega Franz Josef Hutsch en ik in totaal een zestal Argos-uitzendingen hierover.
De minister van Defensie nam op de dag van de eerste van deze uitzendingen (17 oktober 2007) voor de televisiecamera’s meteen het woord “canard” in de mond en beschuldigde ons drie weken later zelfs van “UFO-journalistiek”. Maar de klacht die de minister vervolgens indiende bij de Raad voor de Journalistiek werd volledig ongegrond verklaard en afgewezen; Defensie stelde een intern onderzoek in, waarna de minister toe moest geven dat Nederlandse commando’s wel degelijk buiten hun verantwoordelijkheidsgebied waren opgetreden; afgelopen mei ontvingen wij voor onze berichtgeving hierover persprijs De Tegel; en de Tweede Kamer kon de minister ook niet overtuigen met zijn verhaal, zoals na het Kamerdebat ook te lezen was in onder meer De Volkskrant en Trouw (29 november 2007). Defensiedeskundige professor Ko Colijn kwalificeerde het verhaal dat minister Van Middelkoop hierover in de Tweede Kamer afstak, in zijn column in Vrij Nederland op 19 januari 2007, als “een werkelijk magnifiek staaltje deceptieproza”.
Vorig jaar rond deze tijd werd Gerard in het programma Kunststof op Radio 1 een uur lang geïnterviewd door Frenk van der Linden, die aan Gerard vroeg op welk deel van zijn werk hij zelf het meest trots was. Ik wil jullie het antwoord van Gerard op die vraag even laten horen. Het is een fragment van een kleine minuut. Ik besef dat het horen van zijn stem sommigen hier in de zaal kan emotioneren, maar dat lijkt me niet erg. En het lijkt me juist mooi om Gerard zelf op deze manier hier ook even bij ons te hebben.
(Van CD met de Argos-uitzending van 8 augustus 2008,
“Journalistiek requiem voor Gerard Legebeke”)
32.15 à “ Legebeke: Waar ik zelf het meest trots over ben dat is toch ons onderzoekswerk naar de kwestie Srebrenica, de hele Srebrenica-affaire met al z’n… zowel allerlei zaken die hier in Nederland speelden, maar juist ook heel erg de… wij hebben ook geprobeerd vooral de laatste jaren heel erg de internationale achtergrond te onderzoeken en daar werden soms ook bijna belachelijk om gemaakt. Mensen die zeiden…
Van der Linden: Door?
Legebeke: Door collega’s bijvoorbeeld, die zeiden: ‘nou heb je dat NIOD-rapport gehad…’
Van der Linden: welke collega’s?
Legebeke: Nou, zo, collega’s die je tegenkwam.
Frenk van der Linden: Ook intern, Gerard.
Legebeke: Soms wel, ja.
Van der Linden: Bij de VPRO werd wel eens gemopperd: die zeurpieten van Argos, daar komen ze weer!
Legebeke: Ja. Maar dat vind ik altijd een extra stimulans.
Van der Linden: Ik zie het aan je gezicht, je glimlacht van hier tot Tokyo.
Legebeke: Nee, maar daar ben ik dus heel tevreden over dat we dat ook eigenwijs zijn blijven doen. Iedereen zei, kijk dat NIOD-rapport had je op een gegeven moment gehad, in 2002 is dat gepresenteerd, dat is natuurlijk duizenden pagina’s dik, door een hele boel onderzoekers jaren aan gewerkt, nou wat meen je dan nog
33.08 ß beter te weten? Ja!”
Dat vond Gerard zelf dus. En ik zie die glimlach op zijn gezicht nu ook weer voor me. Op
8 augustus, en dat is de dag waarop Gerard begraven werd, stond er in De Volkskrant een column onder de kop “Bij de dood van een waakhond”, geschreven door Ad van Liempt, die hier vandaag ook is en daar ben ik om diverse redenen heel blij mee. Ad was in 1998, toen het verhaal dat ik zo meteen ga vertellen speelde, de redactiechef van NOVA. En wij van Argos waren destijds in een tweestrijd met NOVA verwikkeld met als inzet wie als eerste met dit verhaal zou komen.
Maar eerste nog even terug naar de column van Ad over de dood van Gerard. Ad schreef: “Zou er zonder Gerard Legebeke een diepgaand onderzoek naar de gebeurtenissen in Srebrenica zijn geweest, gevolgd zelfs door een parlementaire enquête? Vermoedelijk niet. Dat onderzoek, dat moest helpen om het land van een complex trauma af te helpen, kwam er door het aanhoudend hameren van enkele media, in de eerste linie streed steeds Argos, aangevuurd door zijn onvermoeibare eindredacteur.”
Dat is een gedurfde stelling. Ik had het niet gedurfd het zo kras te formuleren, geloof ik, maar ik vond het prachtig dat Ad het wel durfde en ik wil deze lezing graag gebruiken om dit toe te lichten, ook omdat ik daarmee hopelijk tegelijk kan laten zien wat de kracht van onderzoeksjournalistiek kan zijn, de impact en maatschappelijke betekenis van kwaliteitsjournalistiek zoals Gerard die voorstond en beoefende.
De onvermoeibare Argos-naspeuringen naar het Srebrenica-drama begonnen met het onderzoek naar het verdwenen fotorolletje. Voor de jongeren onder ons zaal zal ik even vertellen waar dat over ging. Een luitenant van Dutchbat, het Nederlandse VN-bataljon in de Bosnische moslimenclave Srebrenica, had na de verovering van de enclave door Bosnisch-Servische troepen in juli 1995 een aantal foto’s genomen waarop de lichamen van vermoorde moslimbewoners te zien waren. Eind juli 1995 kwam het bericht in verschillende kranten dat dit rolletje door een fout in een fotolab van Defensie bij het ontwikkelen was verprutst.
Columnist Jan Blokker rook meteen “de lading van een schandaal”, zo schreef hij in De Volkskrant van 1 augustus 1995, zo’n twee weken na de val van de enclave. En in diezelfde column wierp hij de vraag op “Waar zijn de Woodward & Bernstein om de onderste steen boven te halen?” Tweede Kamerleden, ook van de regeringscoalitie, gaven te kennen niet te kunnen geloven dat hier sprake was van een ongeluk. Toch gebeurde er verder niets. Totdat Argos drie jaar later, op 10 juli 1998, met een nauwgezette reconstructie kwam wat er met dit rolletje gebeurd was en waarin onthuld werd dat er nog meer zaken gefotografeerd waren door die luitenant van Dutchbat. Hij had niet alleen foto’s van lijken genomen, maar ook van Dutchbatters die de Bosnische-Serviers hielpen bij het wegvoeren van de vrouwen en kinderen uit de enclave. En dat waren beelden die Defensie op dat moment niet graag in de media wilde zien verschijnen.
Gerard was heel lang bezig geweest met dit verhaal en had er veel tijd in gestoken. Omdat de bronnen geheim moesten blijven, werd de essentie van de uitzending verteld door een VPRO-stem die letterlijk navertelde wat de bronnen hadden gezegd. De uitzending sloeg in als een bom, mede omdat ’s avonds na de uitzending CDA-Kamerlid Hans Hillen in NOVA vertelde dat hij de inhoud had besproken met de maker van het fotorolletje, die de bevindingen van Argos had bevestigd. Er was geen houden meer aan en enkele weken later verscheen de Dutchbat-luitenant die de foto’s gemaakt had, zelfs voor de camera van NOVA. Hij had zich als militair eerder niet publiekelijk hierover kunnen uitspreken, maar het Ministerie van Defensie kon zijn mediaoptreden nu niet meer tegenhouden. De vraag die nu op tafel lag was: is het rolletje bewust verdonkeremaand door Defensie?
Over de betekenis van Argos en NOVA in de politieke discussie die vervolgens ontstond, schrijft het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, in zijn grote Srebrenica-rapport: “In 1998 daarentegen barstte het mediageweld los. Anders dan in 1995 was daarbij wél sprake van eigen journalistiek speurwerk. Eerst nog betrekkelijk in de luwte, met een uitzending van 10 juli 1998 van het VPRO-radioprogramma Argos.” (p.3.012) “Het radioprogramma van de VPRO Argos en, daardoor geïnspireerd, NOVA plaatsten opnieuw kritische kanttekeningen bij het mislukte fotorolletje. Kamervragen volgden.” (p.3.058) “Het mislukte fotorolletje kon zodoende symbool worden van een veel grotere doofpot, en van een manipulatie van de overheid, Defensie in het bijzonder, om voor haar onwelgevallige informatie achter te houden. De publicitaire golven konden hoog gaan. Tot ware orkaankracht wakkerde de storm aan in de zomer van 1998.” (p.3.010) Tot zover enkele citaten uit het NIOD-rapport.
De publiciteitsgolf leidde in augustus 1998 tot de instelling van de commissie-Van Kemenade door de net aangetreden nieuwe minister van Defensie Frank de Grave. Van Kemenade kwam heel snel met een rapport. Conclusie: er is bij Defensie van alles mis, maar er is geen sprake van een doofpot! Bij de persconferentie waar hij zijn rapport presenteerde riep hij: “Mensen, alsjeblieft, vergeet het fotorolletje!”
Maar hiermee was het laatste woord nog lang niet gesproken. In NRC Handelsblad van 23 juni 2001 blikte Elsbeth Etty terug op de zaak: Ze schreef: “Argos (heeft) aannemelijk gemaakt dat de commissie-Van Kemenade zelf onderdeel was van een operatie-doofpot.” Voor Etty leidde deze conclusie tot de overtuiging dat “herstel van wantrouwen” nodig was. Herstel het wantrouwen” luidde ook de kop van haar column, waarmee Etty bedoelde dat Nederlandse journalisten niet zo lichtgelovig moeten zijn tegenover bestuurders en politici.
Overigens veegde - ik roep dit even in herinnering speciaal voor de sceptici in de zaal - tien maanden na Elsbeth Etty ook het NIOD de vloer aan met het de conclusies van Van Kemenade. Uiteraard gebeurde dit in iets nettere bewoordingen. In het grote NIOD-rapport staat dat het onderzoek van Van Kemenade “niet in de eerste plaats in dienst (stond) van zogenoemde waarheidsvinding; uiteindelijk ging het om een politiek-bestuurlijk probleem dat om een acute oplossing vroeg.” Iets nettere bewoordingen, ik zei het al, maar daarom niet minder vernietigend.
Maar hoe nu was het Argos gelukt aannemelijk te maken dat Van Kemenade “zelf onderdeel was van de operatie-doofpot”? Heel simpel, doordat Gerard Legebeke het gewoon had uitgezocht! Terwijl andere journalisten keurig verslag deden van de persconferentie die Van Kemenade gaf en een dag later al weer met ander belangrijk nieuws bezig waren, sloot Gerard zich een paar dagen op om te gaan lezen in de duizenden bladzijden bijlagen die met het rapport Van Kemenade waren vrijgegeven. Daarbij ontdekte hij dat Van Kemenade de verdwijning van het fotorolletje in feite helemaal niet opnieuw had onderzocht. En dat maakte hij enkele dagen later ook duidelijk in een knorrig live interview dat hij met Van Kemenade voor de radio had. Vervolgens besloten wij zelf in een fotolab een nauwgezette reconstructie te maken van wat er mis was gegaan. Wij behandelden een fotorolletje van hetzelfde merk en type exact zoals beschreven staat in de Processen Verbaal, die dankzij Van Kemenade openbaar waren geworden. En wat bleek? De foto’s waren door de foutieve behandeling van mindere kwaliteit, maar er stonden wel degelijk herkenbare afbeeldingen op.
Dit brengt mij tot de conclusie dat kritische en gedegen onderzoeksjournalistiek heel krachtig kan zijn en een grote maatschappelijke en politieke impact kan hebben. Terwijl columnisten in 1995 meteen al wisten dat het fotorolletje niet per ongeluk was kwijtgeraakt, gebeurde daar in eerste instantie niets mee. Maar toen Argos drie jaar later kwam met een gedetailleerde reconstructie waren de gevolgen voor de politiek nauwelijks te overzien.
Blijven wat mij betreft twee vragen over het fotorolletje te beantwoorden:
1. Hoe kan het dat een verhaal over een lullig fotorolletje bij een gebeurtenis waarbij meer dan zevenduizend mensen werden vermoord zo’n impact had? De belangrijkste reden is mijns inziens dat dit verhaal een grote symboolwaarde had. Het verdwenen rolletje stond symbool voor allerlei onwelgevallige informatie over Srebrenica die door de leiding van de Defensie-organisatie onder het tapijt geveegd werd. Bijvoorbeeld informatie die naar boven kwam bij de Debriefing van de Dutchbat-militairen. Tot soms grote frustratie van betrokken militairen werden veel verhalen en details die zij hadden verteld gewoon niet opgenomen in het uiteindelijke Debriefingsrapport. Onder meer om die reden waren die betrokken militairen zelf niet zelden de bron van kritische berichten die vervolgens in de media terecht kwamen. Dat gold bijvoorbeeld ook voor rechercheurs van de Koninklijke Marechaussee, die de verdwijning van het fotorolletje en ook allerlei andere gebeurtenissen slechts halfslachtig had mogen onderzoeken.
2. Weten we nu, dertien jaar na dato, precies wat er met het fotorolletje is gebeurd? Ondanks dat - behalve de media - zich ook vier grote officiële onderzoeken hebben bezig gehouden met de verdwijning van dit rolletje (OM/Marechaussee, Van Kemenade, NIOD, Parlementaire Enquete), weten we dit in feite nog steeds niet. Er is in die officiële onderzoeken nooit bewijs boven water gekomen dat het rolletje bewust verdonkeremaand zou zijn. Enerzijds. Maar anderzijds gelooft de Dutchbat-militair die het rolletje destijds gemaakt had, en inmiddels is hij een hoge officier bij de Koninklijke Landmacht, nog steeds niet dat hier sprake was van een ongeluk. En misschien is het ook wel veelzeggend dat wij hem deze vraag onlangs nog eens hebben voorgelegd, terwijl de Parlementaire Enquetecommissie, die hem in 2002 uitgebreid verhoorde, deze voor de hand liggende vraag niet eens stelde.
Ik wil mijn betoog afsluiten met twee recente en in mijn ogen hoopgevende signalen:
1. De luistercijfers van het nieuwe Argos, dat sinds eind augustus niet meer op de vertrouwde vrijdagochtend wordt uitgezonden, maar op de vroege zaterdagmiddag, zijn opvallend positief. Dit geldt zowel voor het luistertijdaandeel van 5,2% als ook voor het gemiddelde absolute aantal luisteraars van 164.000. Dat zijn – tegen mijn persoonlijke verwachting in en ook tegen de helaas doorzettende neerwaartse hoofdtrend voor Radio 1 in – zelfs 8.000 luisteraars meer dan een jaar geleden op ditzelfde tijdstip naar Radio 1 luisterden en toen kregen die luisteraars op dit tijdstip: sport.
2. Het is mij als nieuwsconsument opgevallen dat het tv-journaal RTL Nieuws de laatste tijd heel veel eigen nieuws maakt, door journalistiek speurwerk, door procedures op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur en ook door andere juridische procedures. Binnen de RTL-redactie is een speciale onderzoeksredactie gevormd, bestaande uit acht mensen, en dat begint steeds meer vruchten af te werpen. RTL is een commercieel bedrijf dat dus van nature gericht is op winst maken en alleen al daarom zo veel mogelijk kijkers en adverteerders moet zien te trekken. Ik vind het een hoopgevend signaal voor de toekomst van de onderzoeksjournalistiek dat juist een commerciële omroep hier kennelijk brood in ziet. Kennelijk is het, ondanks de - in het kielzog van het infotainment op TV - steeds verder oprukkende goedkope meningenjournalistiek, ook nog steeds zo dat: “News Sells”